Onafhankelijkheid van de officina-apotheker

09 apr. 2015
  • Home
  • Nieuws
  • Onafhankelijkheid van de officina-apotheker

Het Hof van beroep van Brussel heeft op 28 oktober 2014 zijn beslissing uitgesproken in een zaak tussen de Orde der apothekers en een bedrijf dat eigenaar was van een apotheek. De Nationale Raad vindt het noodzakelijk om dit arrest mee te delen aan de apothekers gezien het herinnert aan het feit dat de onafhankelijkheid van de officina-apotheker - ongeacht of er al dan niet een band van ondergeschikheid bestaat - een principe is dat wordt beschermd door de wetgeving en dat de werkgever zijn commerciële logica niet kan opdwingen indien deze belet dat de apotheker zijn wettelijke en deontologische verplichtingen nakomt.

Arrest van het Hof van beroep van 28/10/2014

De Franstalige Provinciale Raad van Brabant had op 10/02/2009 een beslissing genomen waarbij aan de apotheker-titularis, die als bediende werkte, een berisping werd opgelegd omwille van het toekennen van buitensporige kortingen.

Naar aanleiding van deze beslissing had de apotheker beslist om ontslag te nemen omdat de opgelegde sanctie reeds voldoende zwaar was (net voor de schorsing) en hij niet meer wou werken in de toenmalige omstandigheden gezien hij geen controle had over de feiten die hem werden verweten.

De werkgever van de apotheker was van oordeel dat de Orde een fout had begaan door zijn werknemer tuchtrechtelijk te vervolgen en had de Orde gedagvaard teneinde herstel van zijn schade te bekomen.

Op 23/11/2010 verklaarde de rechtbank van eerste aanleg zich onbevoegd om zich uit te spreken over de wettelijkheid van de beslissing die werd genomen door de tuchtraad. In zijn beslissing herinnerde de rechtbank aan het feit dat het bedrijf, als apotheekeigenaar, zich moet onderwerpen aan de farmaceutische deontologie.

De werkgever tekent beroep aan en op 28/10/2014 spreekt het Hof van beroep van Brussel zijn arrest uit. Hij gaat niet in op de vordering van de werkgever en veroordeelt hem tot de kosten.

Het Hof motiveert zijn beslissing door zich ondermeer te baseren op artikel 4, §2ter, KB n°78. Volgens het Hof volgt hieruit dat:

  • de apotheker-titularis - ongeacht of hij al dan niet houder is van de vergunning om een apotheek te openen - verantwoordelijk is voor de apotheek en onder meer voor de toepassing van de wetgeving waaronder de bepalingen betreffende de goede farmaceutische praktijken;
  • de vergunninghouder de verplichting heeft om aan de apotheker-titularis voldoende autonomie te laten en hem geen enkele handeling of beperking op te leggen die het naleven belet van de hem opgelegde wettelijke en deontologische verplichtingen;
  • de werkgever zich dient aan te passen en zich te schikken naar de wettelijke en deontologische regels die van toepassing zijn op het beroep van apotheker en dat aan de Orde niet de verplichting moet worden opgelegd om rekening te houden met de commerciële finaliteiten van bedrijven die officina-apotheken uitbaten.

De tegenpartij heeft laten weten geen cassatieberoep te zullen instellen tegen de betreffende beslissing.

Klik hier om de bijlage te downloaden: arrest van het Hof van beroep van Brussel van 28 oktober 2014.