Gewetensclausule
- Home•
- Gewetensclausule
Recentelijk werd in de pers het licht geworpen op de gewetensclausule waarop de apothekers zich onder bepaalde voorwaarden kunnen beroepen om te beslissen niet over te gaan tot de aflevering van het door de patiënt gevraagde geneesmiddel omwille van persoonlijke overtuigingen, van religieuze of andere aard, zoals gegarandeerd door artikel 9 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.
Artikel 32 van de Code van farmaceutische plichtenleer stelt meerbepaald : “Zonder afbreuk te doen aan de rechten van de patiënt, aan de continuïteit van de zorgen en aan de uitvoering van het voorschrift, heeft de apotheker het recht om beroep te doen op de gewetensclausule.”
Rekening houdend met deze voorwaarden waaraan het beroep doen op de gewetensclausule is gekoppeld, met name de rechten van de patiënt, de continuïteit der zorgen en de uitvoering van het voorschrift, is het in de praktijk noodzakelijk dat de betrokken apotheker de patiënt doorverwijst naar een confrater die voor de aflevering van het geneesmiddel kan zorgen.
Dit impliceert uiteraard dat er in de nabije omgeving een confrater beschikbaar is, wat misschien niet noodzakelijk het geval is tijdens de wachtdienst. In deze laatste hypothese zal bijgevolg de persoonlijke overtuiging van de apotheker dienen te wijken voor het recht van de patiënt op de continuïteit van de zorgen, en zal de betrokken apotheker m.a.w. verplicht zijn vooralsnog tot aflevering over te gaan.
De rechten en vrijheden die iemand geniet, zoals de mogelijkheid voor de apotheker om zich te beroepen op de gewetensclausule omwille van persoonlijke overtuigingen, houden op daar waar de rechten en de vrijheden van een ander persoon beginnen, met name het recht van de patiënt op zijn eigen overtuigingen enerzijds en op de continue beschikbaarheid van geneesmiddelen en gezondheidszorgen anderzijds.
Deze begrenzing van het fundamentele recht op een eigen overtuiging ligt eveneens vervat in artikel 9 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, dat in zijn alinea 2 uitdrukkelijk aangeeft dat het recht op vrijheid van gedachte en geweten kan worden beperkt door de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Een dergelijke beperking is overeenkomstig alinea 2 van artikel 9 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens eveneens mogelijk indien ze noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, zodat de in artikel 32 van de Code van Farmaceutische Plichtenleer voorziene voorwaarden bij het inroepen van de gewetensclausule alleszins gerechtvaardigd zijn.
Tot slot kan nog verwezen worden naar een beslissing van het Europees Hof van Justitie waarin werd gesteld dat het recht op een persoonlijke overtuiging niet kan ingeroepen worden om zich te onttrekken aan verplichtingen die inherent zijn aan zijn beroep dat men in volle vrijheid heeft gekozen.