Beroepsgeheim - Mededeling aan de verzekeraar en de voorlopige bewindvoerder

28 nov. 2011
  • Home
  • Beroepsgeheim - Mededeling aan de verzekeraar en de voorlopige bewindvoerder

Twee vragen werden onlangs aan de juridische dienst van de Orde der Apothekers gesteld over de omvang van het beroepsgeheim, wat een mogelijkheid biedt om een aantal beginselen in herinnering te brengen.

Deze vragen handelen over de mededeling door de apotheker van de inhoud van de voorschriften aan de controlerende geneesheer van een verzekeringsmaatschappij, en ook over de mededeling van de inhoud van het voorschrift aan de voorlopige bewindvoerder van de patiënt.

De mededeling aan de controlerende geneesheer van een verzekeringsmaatschappij

Vraag:
"In het kader van het beheer van een dossier "Arbeidsongeval" ben ik, als een controlerende geneesheer, ertoe gebracht inlichtingen te nemen die nodig zijn voor een goed beheer van het gerechtelijk-geneeskundig dossier dat geopend wordt na een ongeval van een werknemer. In dit kader, ondervraag ik niet alleen de artsen, maar ook de apothekers.
Indien artsen en sommige apothekers me geen probleem stellen, word ik toch een met weigering van een apotheker geconfronteerd. Doch, als ik me verwijs naar een advies van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren (link), blijkt het duidelijk dat de controlerende geneesheer van de Wetsverzekeraar, zoals de raadgevende arts van een mutualiteit, geneeskundige informaties mag vragen aan zijn collega’s, die een slachtoffer van een ongeval behandelen. Ze zijn zelfs verplicht om daarop te antwoorden. Het lijkt me dat dezelfde verplichting van toepassing is op andere gezondheidszorgbeoefenaars zoals apothekers, verwijzend naar de artikels 57 en 61 van de deontologische code."

Antwoord:
De apotheker is aan het beroepsgeheim onderworpen (458 van het Strafwetboek).
De wetgeving voorziet echter een aantal situaties waarbij de apotheker bepaalde informaties mag of moet bekendmaken, informaties die normaal gezien onder het beroepsgeheim vallen. In de mate dat de wetgever een verplichting om bepaalde informatie bekend te maken oplegt, is er geen schending van het beroepsgeheim (artikel 458 van het Strafwetboek). Deze situaties moeten echter restrictief geïnterpreteerd worden, omdat deze situaties afwijken van het wettelijk beginsel van het beroepsgeheim. Artikel 41 van het KB van 21.01.2009 houdende onderrichtingen voor de apothekers bepaalt dat de apotheker in principe het voorschrift niet mag doorgeven noch zijn inhoud onthullen, zonder de schriftelijke toestemming van de patiënt voor wie het voorschrift opgemaakt was.

Er zijn echter een aantal uitzonderingen op dit verbod van overdracht en van openbaarmaking:

  • voor de gerechtelijke instanties en inspecteurs
  • voor inspecteurs van de geneeskundige controledienst van het Rijksinstituut voor Ziekte-en Invaliditeitsverzekering, in het kader van zijn opdrachten toegewezen door de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
  • voor de Provinciale Geneeskundige Commissie waaronder de apotheker valt, in het kader van zijn opdrachten toegewezen door artikel 37 van KB nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
  • voor andere instanties die, op basis van de wetgeving die op hen van toepassing is, de bevoegdheid hebben om dergelijke mededeling te vereisen, en dit in overeenstemming met deze wetgeving.

Bovendien is het de apotheker toegestaan om voorschriften door te geven of de inhoud ervan aan de erkende tariferingsdiensten bekend te maken (art. 41, 3° KB 01/21/2009 houdende onderrichtingen voor de apothekers). Hoewel dit artikel een verplichting voorziet tot een mededeling aan de diensten van de geneeskundige controle van het RIZIV, is het niet hetzelfde voor de mededeling aan verzekeringsmaatschappijen. Elke mededeling van informaties met betrekking tot het voorschrift door een apotheker aan een verzekeringsmaatschappij moet met de schriftelijke toestemming van de patiënt geschieden. Het advies van de Nationale Orde van Geneesheren, betreft enkel de relatie geneesheer / controlerende geneesheer en geldt niet voor apothekers. ?

De mededeling aan de voorlopige bewindvoerder

Vraag:
"Kunt u mij vertellen of het toegelaten is om een lijst door te geven van de geneesmiddelen en van de artsen die voorschrijven voor een patiënt onder voorlopig bewind ?"

Antwoord:
Indien een persoon onder voorlopig bewind van zijn goederen geplaatst is, zal een door de rechter aangestelde bewindvoerder de goederen beheren als een goede huisvader.

De onbekwaamheid beperkt zich uitsluitend tot het beheer van de goederen van de burger en betreft op geen enkele manier zijn gezondheid waarvoor de burger zijn volledige vrijheid van keuze blijft bewaren. De basisbeginselen zijn nog steeds van toepassing op de mededeling door de apotheker van gegevens van een patiënt die onder voorlopig bewind, namelijk de mededeling aan de patiënt zelf, aan de voorschrijver of aan een andere persoon, doch enkel na schriftelijke toestemming van de patiënt.

Bijgevolg heeft de voorlopige bewindvoerder niet het recht om informatie over de farmaceutische gegevens van de beschermde persoon op te vragen.